De Hoge Raad oordeelt dat de sancties van het omkeren en verzwaren van de bewijslast ook na het overlijden van de heer X kunnen worden toegepast. De gevolgen van het niet-naleven van de inlichtingenplicht gelden namelijk ook voor de verplichting tot het doen van de vereiste IB-aangifte.

De heer X overlijdt in 2012. Vanaf 2009 liep al een strafrechtelijk onderzoek tegen een crimineel samenwerkingsverband dat op grote schaal in softdrugs handelde en waar X volgens de inspecteur de leider van was. Dit laatste is onder meer gebaseerd op de vondst van tien mobiele telefoons en sim-kaarten die X in bezit had. Voordat X zich hiervoor bij de strafrechter kon verantwoorden, was hij al overleden. In geschil zijn diverse (navorderings)aanslagen in de IB-sfeer. De erven X stellen dat het omkeren en verzwaren van de bewijslast een persoonlijke strafsanctie is en dus vanwege het overlijden van X moet vervallen. Volgens Hof 's-Hertogenbosch is het omkeren en verzwaren van de bewijslast geen strafrechtelijke sanctie, maar een administratiefrechtelijk dwangmiddel dat gericht is op het bevorderen van juiste en volledige belastingaangiften (zie HR 8 juli 1998, nr. 32.417, V-N 1998/35.8 en Hof Den Haag 27 mei 2015, nr. 11/01171, V-N 2015/39.7). Het maakt dus niet uit dat het dwangmiddel feitelijk pas gevolgen heeft gekregen na het overlijden. De schattingen van de inspecteur zijn gebaseerd op de in beslag genomen administratie en sms-berichten van X. De totale drugsinkomsten zijn dus terecht vastgesteld op circa € 40 miljoen. De erven X beroepen zich in cassatie onder meer op het vermoeden van onschuld (art. 6 EVRM).

De Hoge Raad oordeelt dat de sancties van het omkeren en verzwaren van de bewijslast ook na het overlijden van X kunnen worden toegepast. Dit sluit namelijk aan bij het HR-arrest 14 augustus 2015, nr. 14/05962, V-N 2015/52.6, rechtsoverweging 3.2, laatste volzin. De gevolgen van het niet-naleven van de inlichtingenplicht gelden namelijk ook voor de verplichting tot het doen van de vereiste aangifte. In casu is geen sprake van een vervolging in de zin van art. EVRM, noch om het in rechte vaststellen van schuld. Het schenden van het vermoeden van onschuld kan dus niet aan de orde zijn. De omstandigheid dat X zich niet meer persoonlijk tegen de aanslagen kan verdedigen, leidt daarom niet tot vernietiging van de aanslagen. Het beëindigen van de strafrechtelijke procedure stond bovendien los van de (on)schuld van X. Het beroep van de erven X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 9 juli

Carrousel: Carrousel

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen