Het Hof van Justitie EU oordeelt dat de verhuur van een gebouw door Marle Participations aan haar dochteronderneming een ‘inmenging in het beheer’ van deze onderneming vormt. Dit moet worden beschouwd als een economische activiteit in de zin van art. 9 lid 1 EG-richtlijn 2006/112.
Marle Participations SARL is een holding van het Marle-concern. Het concern produceert orthopedische implantaten, en het doel van Marle Participations is met name het beheer van deelnemingen in verschillende dochterondernemingen van het concern, waaraan zij bovendien een gebouw verhuurt. In 2009 voert Marle Participations een herstructurering uit waarbij zij aandelen koopt en verkoopt. Zij brengt hierbij de volledige btw in aftrek die drukt op diverse kosten die aan de herstructurering zijn verbonden. Volgens de Franse Belastingdienst heeft Marle Participations de btw echter ten onrechte in aftrek gebracht. De Franse rechter stelt een prejudiciële vraag in deze zaak.
Het Hof van Justitie EU oordeelt dat de verhuur van een gebouw door Marle Participations aan haar dochteronderneming een ‘inmenging in het beheer’ van deze onderneming vormt. Volgens het Hof van Justitie EU moet dit worden beschouwd als een economische activiteit in de zin van art. 9 lid 1 EG-richtlijn 2006/112. Marle Participations heeft dan recht op aftrek van de voorbelasting over de door de holding gemaakte kosten ter verwerving van deelnemingen in deze dochteronderneming. Deze dienstverlening moet dan wel duurzaam van aard zijn en moet ook onder bezwarende titel worden verricht. Verder moet er sprake zijn van een belaste prestatie en moet er een direct verband bestaan tussen de door de dienstverrichter verleende dienst en de van de begunstigde ontvangen tegenprestatie.
Lee sook het thema Recht op aftrek van de btw; wanneer en hoeveel? en De holding in de btw.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie
Editie: 9 juli