Aan mevrouw X (belanghebbende) is op 12 juni 2009 een IB-navorderingsaanslag opgelegd met een te betalen bedrag van € 5.561. Haar accountant en belastingadviseur, de heer D, stelt dat hij op 22 juni 2009 bezwaar tegen de aanslag heeft gemaakt. D stelt dat dit op 11 september 2009 telefonisch aan hem is bevestigd door de ontvanger, die eerder aan X een betalingsherinnering had gezonden. De bevestiging zou in het bijzijn zijn geschied van de echtgenoot van X. In geschil is of de inspecteur het bezwaar van X terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Rechtbank Leeuwarden stelt de inspecteur in het gelijk. Op de zitting verzoekt de advocaat/gemachtigde van X vergeefs om verdaging van de zaak. Deze gemachtigde is verschenen om een afwezige kantoorgenoot te vervangen. Er zijn onvoldoende redenen om de zitting te verdagen, aangezien X alsnog vertegenwoordigd is door een professionele gemachtigde. Voorts had het voor de hand gelegen dat D als plaatsvervanger had opgetreden. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X met het uitsluitend overleggen van een afschrift van het vermeende bezwaarschrift niet aannemelijk maakt dat tijdig bezwaar is gemaakt. Het afschrift is namelijk niet ondertekend en de brief is niet aangetekend verzonden. Voorts is ook onduidelijk hoe D opdracht heeft gekregen tot het maken van bezwaar. De aanslag was namelijk aan X zelf geadresseerd. Bovendien zou een brief van D, die volgens X de tijdige verzending van het bezwaarschrift zou bevestigen, dezelfde opmaak en vormgeving hebben als de correspondentie van X en haar echtgenoot. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Algemene wet bestuursrecht 6:11
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 6 februari