Rechtbank Den Haag oordeelt dat er geen verplichting is voor de Belastingdienst om bij de voldoening op aangifte een rechtsmiddelverwijzing op te nemen. De aard van de voldoening op aangifte verzet zich tegen het verplicht stellen van een rechtsmiddelverwijzing. 

X doet op 6 juli 2011 BPM-aangifte voor een BMW personenauto. Het verschuldigde bedrag wordt op 11 juli 2011 bijgeschreven op de rekening van de Belastingdienst. Per fax van 28 september 2011 dient X een bezwaarschrift in. In geschil is de ontvankelijkheid van het bezwaar. X wijst op het ontbreken van een rechtsmiddelverwijzing.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat er geen verplichting is voor de Belastingdienst om bij de voldoening op aangifte een rechtsmiddelverwijzing op te nemen. De rechtbank overweegt dat de aard van de voldoening op aangifte zich verzet tegen het verplicht stellen hiervan. De voldoening op aangifte vindt immers plaats op initiatief van de belanghebbende zonder dat de Belastingdienst hier enige bemoeienis mee heeft. Er is ook geen sprake van een besluit in de zin van de artikelen 1:3 en 3:45 Awb. De Belastingdienst is niet verplicht om op het aangifteformulier of het betalingsbericht een rechtsmiddelclausule op te nemen. X had zich moeten laten informeren over de bezwaarmogelijkheden maar heeft dit nagelaten. De inspecteur heeft het bezwaarschrift volgens de rechtbank terecht niet-ontvankelijk verklaard. Van schending van de hoorplicht is geen sprake, want bij een kennelijk niet-ontvankelijk bezwaar bestaat geen verplichting tot horen, ongeacht het bepaalde in paragraaf 12 van het Besluit Fiscaal Bestuursrecht. Toepassing van het gemeenschapsrecht doorbreekt de formele rechtskracht van de voldoening op aangifte niet (vgl. HR 5 oktober 2007, nr. 43.268, V-N 2007/47.2).

 

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 6:7

Algemene wet bestuursrecht 3:45

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 6 februari

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen