Rechtbank Zeeland-West-Brabant overweegt dat terecht overdrachtsbelasting is nageheven over het 1/4e aandeel in het pand dat de echtgenote als erfgename heeft verkregen.

Bij notariële akte van 28 december 1992 heeft de moeder van de echtgenote van belanghebbende, X, aan haar vier kinderen, waaronder de echtgenote, de economische eigendom van haar woning verkocht. De schoonmoeder overlijdt in het jaar 2008. Erfgenamen zijn haar vier kinderen. In november 2008 kopen X en zijn echtgenote de woning van de overige erfgenamen. In de koopovereenkomst is de waarde van de woning bepaald op € 280 000. De levering door de overige erfgenamen aan X en de echtgenote vindt plaats op 9 januari 2009. Namens X is daarbij aangifte gedaan voor de overdrachtsbelasting naar 3/4 van de gehele waarde. De inspecteur heeft over het resterende 1/4e aandeel in het pand een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting aan X opgelegd. In geschil is of dit terecht is. X komt in beroep.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant overweegt dat de akte van 9 januari 2009 geen akte van verdeling van de door erfrecht verkregen juridische eigendom, maar een akte tot levering van de juridische eigendom is. Hiermee werd uitvoering gegeven aan het recht op levering dat X ontleende aan de akte van 1992. Een dergelijke levering leidt tot een verkrijging in de zin van artikel 2, eerste lid, van de WBR. Dat de echtgenote van X als erfgenaam reeds onder algemene titel was gerechtigd tot 1/4e aandeel in het pand doet hieraan niet af. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op belastingen van rechtsverkeer 2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

0

Gerelateerde artikelen