Het pensioen van belanghebbende, X, wordt uitbetaald op een gemeenschappelijke rekening van X en zijn vrouw, Y. In zijn IB-aangifte 2009 geeft X de helft van het pensioen en de helft van de ingehouden loonheffing aan. De andere helft is in de aangifte van Y aangegeven. De inspecteur corrigeert de aangifte van X.
Hof Arnhem - Leeuwarden (MK IV, 10 september 2013, 13/00218, V-N 2013/64.2.1) oordeelt dat X het pensioen heeft genoten en dat het pensioen dan bij hem in aanmerking moet worden genomen. Het hof overweegt hierbij dat er geen sprake is van een gemeenschappelijk inkomensbestanddeel. Ook verwerpt het hof het beroep van X op het Boon-van Loon-arrest. Het hof merkt daarbij op dat dit arrest betrekking had op de civielrechtelijke verdeling (door middel van verrekening) van tot aan het tijdstip van ontbinding van de huwelijksgemeenschap door echtscheiding of scheiding van tafel en bed reeds opgebouwde pensioenaanspraken, terwijl het in de onderhavige zaak gaat om de IB-heffing over gedane pensioenuitkeringen. Het gelijk is aan de inspecteur. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 2.17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 13 juni