Belanghebbende, X, exploiteert een elektriciteits- en gasnetwerk in de gemeente Blaricum. De heffingsambtenaar van de gemeente legt aan X een voorlopige aanslag precariobelasting op voor het hebben van kabels en leidingen in voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond. X stelt dat exploitatieovereenkomsten uit het verleden aan de heffing van precariobelasting in de weg staan. Rechtbank Amsterdam verklaart het beroep ongegrond omdat de in het verleden gesloten overeenkomst inzake het elektriciteitsnetwerk is geëindigd en de overeenkomsten voor het gasnetwerk geen belemmering vormen.
Hof Amsterdam oordeelt dat exploitatieovereenkomsten uit het verleden de precariobelasting over het elektriciteits- en gasnetwerk niet verhinderen. In hoger beroep is vast komen te staan dat X, die het economische eigendom van de netwerken heeft, in civieljuridische zin niet de rechtsopvolger is van de overeenkomsten. Het hof verwerpt de standpunten van X dat de overeenkomsten ook jegens haar van toepassing zijn omdat (i.) de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet zulks meebrengen, (ii.) er sprake is van vereenzelviging van X en de dochtervennootschappen, (iii.) er sprake is van derdenbedingen ten behoeve van X. Het hof besluit de voorlopige aanslag wel te verminderen omdat de schatting door de gemeente van de lengte van de kabels en leidingen niet overtuigend is. De gemeente heeft volgens het hof onzorgvuldig gehandeld door de aanslag niet vast te stellen naar de door X opgegeven metrages. Dat daarin geen rekening is gehouden met de metrages van de aftakkingen van de netwerken naar de huisaansluitingen, doet daar niet, althans onvoldoende aan af.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 23 oktober