Rechtbank Midden-Nederland oordeelt dat uitgegaan moet worden van de overdrachtsfictie, zodat de waarde moet worden vastgesteld op basis van vergelijking met verkopen van woningen/etages in panden die wel juridisch zijn gesplitst.

X en Y zijn samen eigenaar van twee appartementen, die ieder zijn gesplitst in 3 objecten. In geschil is de waarde voor de belastingjaren 2017 tot en met 2020. Van een aantal objecten is de waarde verminderd, wegens een te grote objectafbakening, waarna de heffingsambtenaar nieuwe beschikkingen heeft afgegeven voor het afzonderlijk af te bakenen deel.

Rechtbank Midden-Nederland oordeelt dat de heffingambtenaar de bezwaren tegen de nieuw afgegeven beschikkingen ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. De heffingsambtenaar beschikt niet over een deugdelijke verzendadministratie en kan dus niet aantonen dat deze per post zijn verzonden. De waarde van de objecten blijft wel in stand. X en Y maken niet aannemelijk dat voor de kwaliteit en het onderhoud is uitgegaan van een onjuiste toestand. Dat geen inpandige opname is verricht doet daaraan niet af. Het feit dat de objecten niet gesplitst zijn doet daaraan ook niet af. Op grond van de overdrachtsfictie moet verweerder de onroerende zaken, ook al is die niet juridisch gesplitst, waarderen op basis van de fictie dat de onroerende zaak afzonderlijk kan worden verkocht. Omdat uitgegaan moet worden van die fictie, kan de waarde worden vastgesteld op basis van vergelijking met verkopen van woningen/etages in panden die wel juridisch zijn gesplitst.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Instantie: Rechtbank Midden-Nederland

37

Gerelateerde artikelen