Hof Den Haag oordeelt in hoger beroep dat de Nederlandse kentekengegevens tot de stukken behoren die de inspecteur in de beroepsfase had moeten overleggen. Er volgt echter geen sanctie voor het niet overleggen daarvan, omdat X bv volgens de aangifte zelf de beoogde kentekenhouder was. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.

X bv doet BPM-aangifte voor een uit België afkomstige auto met schade. Volgens Rechtbank Den Haag heeft X bv niet teveel BPM voldaan, maar krijgt zij wegens het overschrijden van de redelijke termijn wel een immateriële schadevergoeding van € 1000.

Hof Den Haag (V-N 2023/12.1.4) oordeelt dat de Nederlandse kentekengegevens tot de stukken behoren die de inspecteur in de beroepsfase had moeten overleggen. Er volgt echter geen sanctie voor het niet overleggen daarvan, omdat X bv volgens de aangifte zelf de beoogde kentekenhouder was. Als kentekenhouder kan X bv zelf al over deze gegevens beschikken. Het Belgische kentekenbewijs en het Certificate of Conformity (CoC) zijn geen gedingstukken. De RDW beoordeelt deze stukken slechts en deze worden niet met de inspecteur gedeeld. De inspecteur beroept zich terecht op interne compensatie, omdat X bv 100% van de herstelkosten als waardevermindering heeft afgetrokken. In plaats van te veel heeft X bv dus te weinig BPM voldaan. Het beroep van X bv is ongegrond. X gaat in cassatie, maar motiveert het beroep niet. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10

Algemene wet bestuursrecht 8:42

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hoge Raad

Editie: 17 maart

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen