Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat gelet op de hoogte van de boetes (€ 167 en € 199) kan worden volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden.

 

Aan mevrouw X (belanghebbende) zijn IB-navorderingsaanslagen over 2002 en 2003 opgelegd, alsmede vergrijpboetes van 100%. X is door de inspecteur geïdentificeerd als (mede)rekeninghoudster bij Van Lanschot Bankiers (VLB) in Luxemburg door de unieke combinatie van haar achternaam en die van haar echtgenoot. Dit wordt aanvankelijk bevestigd door haar schriftelijke verklaring, waarin X ook het betreffende rekeningnummer noemt. Later ontkent X weer en weigert om inlichtingen te verstrekken. Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat gelet op de hoogte van de boetes (€ 167 en € 199) kan worden volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden. Dit geldt ook voor de geclaimde immateriële schadevergoeding. De constatering dat de redelijke termijn is overschreden is namelijk voldoende als genoegdoening. De bewijslast is in de uitspraken op bezwaar terecht omgekeerd. X toont niet aan dat en in hoeverre de uitspraken op bezwaar onjuist zijn. De enkele blote stelling van X dat zij VLB heeft aangeschreven om bewijs te krijgen dat zij geen rekeninghouder is (geweest) en dat een reactie van de bank is uitgebleven, is daarvoor onvoldoende. De beroepen van X zijn ongegrond. Er is wel ten onrechte twee maal griffierecht geheven. X krijgt daarom € 41 terug.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden [Vertaling] 6

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Rechtbank 's-Gravenhage

Editie: 25 januari

0

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen