X heeft per brief van 14 november 2014 een verzoek tot middeling van de inkomens over de jaren 2005, 2006 en 2007 bij de inspecteur ingediend. Met dagtekening 18 juli 2014 heeft de inspecteur X een verminderingsbeschikking carry-back voor het jaar 2007 opgelegd. De verminderingsbeschikking is op 30 augustus 2014 onherroepelijk geworden. De inspecteur verklaart het middelingsverzoek niet-ontvankelijk. Het beroep van X wordt ongegrond verklaard. X komt in hoger beroep.
Hof Amsterdam verklaart het hoger beroep ongegrond omdat het middelingsverzoek niet binnen de gestelde termijn is gedaan. Dit omdat de in de eerste volzin van artikel 3.154, lid 10, bedoelde termijn van 36 maanden voor meer dan 34 maanden was verstreken toen de verminderingsbeschikking onherroepelijk werd. Het middelingsverzoek is niet ontvangen binnen twee maanden na het onherroepelijk worden van die verminderingsbeschikking. Deze termijnoverschrijding is niet verschoonbaar. De informatie op de website van de Belastingdienst waarop X zich beroept is niet onjuist en heeft geen betrekking op de termijn waarbinnen een verzoek in dit geval moet worden gedaan. Het hoger beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.154
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 29 maart