De heer X2 (belanghebbende) en zijn echtgenote, mevrouw Y, bezitten alle aandelen in X1 bv, die een landbouwbedrijf exploiteert. Vanaf 1993 worden de onroerende zaken door hen voor twaalf jaar verpacht aan de bv. De verpachting wordt vanaf 1 januari 2001 aangemerkt als een zogenaamde terbeschikkingstelling (TBS). In februari 2003 wordt de pacht met terugwerkende kracht tot 1 januari 2003 om niet beëindigd. X2 en Y nemen in verband hiermee in 2002 een boekverlies in aanmerking. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt in hoger beroep dat de blote eigendom is aangegroeid tot de volle eigendom en dat het verschil tussen de waarde vrij en de boekwaarde op 31 december 2002 moet worden belast als resultaat uit een werkzaamheid (zie nr. 11/00538). De onderhavige procedure vloeit voort uit de meer subsidiaire stelling van X2 dat de beëindiging om niet onzakelijk is en dat dit belast had moeten worden in 2003. De inspecteur legt vervolgens ter behoud van rechten een navorderingsaanslag over 2003 op aan X2. X2 zou namelijk een uitdeling uit aanmerkelijk belang hebben genoten. De totale uitdeling is € 368.000, waarvan 60% (€ 220.800) toekomt aan X2. Hof ´s-Hertogenbosch oordeelt dat het in strijd is met het systeem van de wet om het voordeel dubbel te belasten. Het voordeel is namelijk ook reeds als belastbaar inkomen uit werk en woning van 2002 in de heffing betrokken. De Staatssecretaris van Financiën gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat het hof heeft miskend dat het - bij de beëindiging van de terbeschikkingstelling - genoten voordeel uit hoofde van de waardeaangroei, bij de verpachter (X2) een ander voordeel is dan het voordeel dat de pachter (X1 bv) zich liet ontgaan door voor de pachtbeëindiging geen vergoeding te bedingen. Voorts geldt dat indien een beëindiging op zakelijke gronden gepaard zou zijn gegaan met het betalen van een vergoeding aan de bv, daaraan de conclusie moet worden verbonden dat het resultaat uit overige werkzaamheden voor de gevolgen van die onzakelijkheid moet worden gecorrigeerd. Van tweemaal heffen over hetzelfde voordeel is dus geen sprake. Niet in geschil is dat de uitdeling aan X2 € 220.800 is en dat de aanslag in zoverre terecht is. Het beroep van de staatssecretaris is gegrond. De Hoge Raad stelt vervolgens het verlies uit werk en woning als bedoeld in art. 3.148 Wet IB 2001 over 2003 van X2 nader vast.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 15 maart