X koopt op 1 november 1990 een stuk grond en een melkquotum voor een bedrag van f 450.000. De grond werd op dat moment verpacht aan de vader van X die deze in zijn agrarische onderneming gebruikte. De pachtovereenkomst is geëindigd op 1 april 1991. In het jaar 1991 is X een onderneming gestart bestaande uit de exploitatie van een akkerbouwbedrijf en een schapenhouderij. De grond is door X in de onderneming gebracht en op de beginbalans geactiveerd voor f 900.000. In een brief van 8 juli 1994 zijn X en de inspecteur overeengekomen dat de aankoopwaarde van de grond f 336.000 bedraagt en de vrije waarde van de grond, op het moment van pachtontbinding f 900.000. Overeengekomen wordt ook dat de aankoop van de gronden (in verpachte staat) de eerste ondernemingshandeling van X is. X staakt de onderneming in het jaar 2008. X komt in beroep tegen de hem voor het jaar 2008 opgelegde aanslag ib/pvv. In geschil is onder andere in hoeverre het voordeel dat X in het jaar 1990 bij de aankoop van de grond heeft behaald, bestaande uit het verschil van de waarde van de grond in vrije staat en de koopsom, in het jaar 2008 tot de winst van X behoort. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant behoort het pachtersvoordeel dat X in het jaar 1990 heeft behaald bij de aankoop van het stuk grond, tot de (stakings)winst in het jaar 2008. Bij de berekening van het pachtersvoordeel moet de waarde van de grond op de openingsbalans, met toepassing van de foutenleer, worden gecorrigeerd. De inspecteur heeft bij het berekenen van de stakingswinst de boekwaarde van de grond terecht gewijzigd van f 900.000 in f 336.000. Het pachtersvoordeel valt niet onder de landbouwvrijstelling. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.8
Wet inkomstenbelasting 2001 3.12
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 7 april