De Hoge Raad oordeelt dat niets er aan in de weg staat om een beschikking f.e.-OB voor een beperktere groep belastingplichtigen te laten gelden. De Hoge Raad wijst daarbij op art. 7:11 lid 2 Awb.

Belanghebbende, X, is dga van D bv. D bv is op 14 februari 2006 failliet verklaard. Bij beschikking stelt de inspecteur vast dat X met D bv en twee andere vennootschappen per 1 november 2005 een f.e. voor de btw-heffing vormt. Na bezwaar beslist de inspecteur dat de f.e. uitsluitend bestaat uit X en D bv. X stelt dat de inspecteur de beschikking had moeten vernietigen en vervolgens een nieuwe beschikking f.e. had moeten afgeven. Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat de inspecteur zowel bij het vaststellen van de beschikking als bij de uitspraak op bezwaar van mening was dat X en D bv met ingang van 1 november 2005 een f.e. vormden. Volgens de rechtbank is er in zoverre dan ook geen sprake van herroeping van de beschikking en leidt de uitspraak op bezwaar ook niet tot een voor X ongunstiger resultaat. Het gelijk is aan de inspecteur. Hof 's-Gravenhage bevestigt het oordeel van de rechtbank.

De Hoge Raad oordeelt dat de inspecteur op grond van art. 7:11 lid 2 Awb een besluit gedeeltelijk kan herroepen. Volgens de Hoge Raad kan de inspecteur dan ook bij uitspraak beslissen dat de beschikking f.e.-OB voor een beperktere groep belastingplichtigen geldt. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 7:11

Wet op de omzetbelasting 1968 7

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 7 april

8

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen