Hof Den Haag hecht geloof aan de verklaring van de parkeercontroleur dat er tijdens de controle geen sprake was van handelingen, gericht op het betalen van de parkeerbelasting, die meteen na het parkeren zijn aangevangen en ten tijde van de controle zonder onderbreking hebben plaatsgevonden. 

X parkeert zijn auto op 5 juli 2012 op een plaats in de gemeente Den Haag waar parkeerbelasting verschuldigd is voor het parkeren. Om 21.21 uur legt een parkeercontroleur hem een naheffingsaanslag parkeerbelasting op. Om 21.22:30 uur is de auto van X aangemeld bij Parkline. X stelt dat hij zich ten tijde van de controle 200 meter verderop bevond. Naar eigen zeggen informeerde hij daar naar het nummer (van de parkeerzone) dat hij moest doorbellen naar Parkline. De parkeercontroleur verklaart dat hij ten tijde van de controle een persoon in het kantoorpand voor een raam zag bellen.

Hof Den Haag hecht geloof aan de verklaring van de parkeercontroleur dat er tijdens de controle geen sprake was van handelingen, gericht op het betalen van de parkeerbelasting, die meteen na het parkeren zijn aangevangen en ten tijde van de controle zonder onderbreking hebben plaatsgevonden. Het hof oordeelt dat de nahefffingsaanslag parkeerbelasting terecht is opgelegd en verklaart het hoger beroep van X ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 225

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 14 februari

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen