Belanghebbende, X bv, huurt voor haar praktijk voor fysiotherapie een ruimte in een gezondheidscentrum. In dit pand zijn verder onder meer actief een podotherapeut en een ergotherapeut. Aan de buitenzijde zijn borden aangebracht met de naam van de praktijk. De verordeningen reclamebelasting voor de jaren 2014 en 2016 bevatten een vrijstelling voor openbare aankondigingen die zijn aangebracht op zorginstellingen en die betrekking hebben op de functie van het gebouw. X bv beroept zich op deze vrijstelling.
Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat het gezondheidscentrum waarin X een ruimte huurt, is vrijgesteld van reclamebelasting. De gemeente hanteert een vrijstelling voor ‘zorginstellingen'. In de verordeningen is het begrip zorginstelling echter niet gedefinieerd. Ook is niet kenbaar dat de vrijstellingsgrond enkel van toepassing is, zoals de heffingsambtenaar in deze procedure heeft betoogd, op zorginstellingen die voldoen aan de voorwaarden zoals die voortvloeien uit de WTZi. Deze beperkte uitleg is niet expliciet beoogd bij het opstellen van de verordeningen, maar daartoe is eerst besloten bij het opleggen van de aanslagen reclamebelasting aan X bv. De heffingsambtenaar heeft daarvoor aansluiting gezocht bij algemeen toegankelijk informatie van de rijksoverheid over zorginstellingen. De ruimere uitleg van het begrip zorginstelling, zoals X bv die voorstaat, komt de rechtbank niet onaannemelijk voor. De rechtbank verklaart het beroep van X bv gegrond en vernietigt de aanslagen.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Rechtbank Oost-Brabant
Editie: 19 juni