Belanghebbende, X, werkt als vrachtwagenchauffeur in dienstbetrekking bij A bv. Hij woont in Duitsland en verricht zijn werkzaamheden deels in Nederland. Het hieraan toe te rekenen inkomen van € 11.215 is in Nederland belast. Het overige gedeelte, € 32.504, is in Duitsland belast. X is in 2015 het gehele jaar premieplichtig in Nederland voor de volksverzekeringen. Het premie-inkomen bestaat uit het wereldinkomen. X is geen kwalificerende buitenlandse belastingplichtige. In geschil is of (het premiedeel van) de algemene heffingskorting niet € 1272, maar € 1700 bedraagt.
Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur (het premiedeel van) de algemene heffingskorting terecht op € 1272 heeft vastgesteld. Volgens het hof is de door de inspecteur uitgevoerde berekening correct. Voor de berekening van het premiedeel van de heffingskorting moet namelijk worden uitgegaan van het wereldinkomen (€ 43.719) en niet van het voor de IB geldende belastbare inkomen uit werk en woning (€ 11.215). Het hof merkt hierbij ook nog op dat, wanneer het standpunt van X wordt gevolgd, dit tot het ongerijmde resultaat leidt dat X recht zou hebben op een hoger premiedeel van de algemene heffingskorting dan een binnenlandse of kwalificerende buitenlandse belastingplichtige met exact hetzelfde premie-inkomen als X.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 8.10
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 18 september