Rechtbank Rotterdam oordeelt dat tegen een ambtshalve verzoek om de WOZ-waarde te verminderen geen bezwaar en beroep open staat.

Belanghebbende, X, is door het overlijden van zijn ouders eigenaar geworden van een onroerende zaak. De heffingsambtenaar heeft op 17 december 2019 het verzoek tot ambtshalve vermindering van de WOZ-waarde voor de jaren 2012 t/m 2016 afgewezen. Op 29 februari 2020 ontvangt X een aanslag onroerendezaakbelasting. X maakt bezwaar tegen beide beschikkingen en gaat in beroep wegens het niet tijdens beslissen door de heffingsambtenaar.

Rechtbank Rotterdam oordeelt dat tegen een ambtshalve verzoek om de WOZ-waarde te verminderen geen bezwaar en beroep open staat. De rechtbank verwijst naar het arrest van HR 18 maart 2016 (V-N 2016/25.21.4). Er kan dus geen sprake zijn van het niet tijdig beslissen door de heffingsambtenaar. Met betrekking tot het bezwaar tegen de aanslag onroerendezaakbelasting oordeelt de rechtbank dat het termijn van het afdoen van het bezwaarschrift nog loopt. Dat in de ontvangstbevestiging een ander termijn wordt genoemd doet daar niet aan af. Dit betekent dat het beroep wegens niet tijdig beslissen tegen beide beschikkingen niet-ontvankelijk is.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 220

Gemeentewet 231

Algemene wet inzake rijksbelastingen 65

Gemeentewet 236

Wet waardering onroerende zaken 30

Algemene wet inzake rijksbelastingen 26

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Rotterdam

Editie: 18 september

15

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen