X bv exploiteert een hotel. In geschil zijn de aanslagen toeristenbelasting over de jaren 2015 en 2016.
Hof ’s-Hertogenbosch verwerpt in navolging van Rechtbank Oost-Brabant de stelling van hotelexploitant X bv dat een tarief voor overnachtingen in hotels in de verordening ontbreekt. De rechtbank schaarde zich achter het standpunt van de heffingsambtenaar dat het tarief dat is vermeld in de verordening toeristenbelasting niet is beperkt tot enkel het verblijf op een camping of bungalowpark. De verordening kent geen beperking voor de soorten van verblijf. De maatstaf van heffing is het aantal overnachtingen in het belastingjaar. In art. 5 van de verordening toeristenbelasting wordt in de leden 1 en 2 een verbijzondering gegeven voor de wijze van berekening van de verschuldigde toeristenbelasting bij seizoenstandplaatsen en vaste standplaatsen. Dat betekent echter niet dat slechts in deze twee specifieke situaties toeristenbelasting wordt geheven. Het gelijk is aan de gemeente. Het hof volgt de beslissing van de rechtbank en verwerpt verder het beroep van X bv op het gelijkheidsbeginsel.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 18 september