Hof Amsterdam oordeelt dat partijen, na verwijzing door de Hoge Raad, ter zitting overeenstemming hebben bereikt over de vermindering van de aanslag IB/PVV 2016 tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 28.898.

X gaat in 2011 een lening aan van € 100.000 bij zijn BV ten behoeve van zijn eigen woning. In december 2016 lost X € 25.000 af op de lening. In verband hiermee brengt de BV € 34.000 aan boeterente in rekening. X brengt de boeterente in aftrek in zijn IB-aangifte 2016. Per 1 januari 2017 verstrekt de BV een lening van € 50.000 aan X in verband met de eigen woning. Hof Den Haag oordeelt dat geen sprake is van boeterente maar van vooruitbetaalde rente die niet aftrekbaar is in 2016. X’ stelling dat de tweede lening een herfinanciering betreft van de eerste lening, kan hem niet baten. De boeterente moet namelijk worden aangemerkt als niet-aftrekbare vooruitbetaalde rente. X gaat in cassatie. De Hoge Raad (V-N 2023/54.3) oordeelt dat boeterente die is betaald bij het oversluiten van een lening ter financiering van een eigen woning, onmiddellijk aftrekbaar is, voor zover die boeterente zakelijk is. De Hoge Raad verwijst de zaak naar Hof Amsterdam om te onderzoeken of sprake is van een herfinanciering van de eerste lening. De boeterente is in 2016 aftrekbaar, voor zover die met het oog op een dergelijke herfinanciering zakelijk is.

Hof Amsterdam oordeelt dat partijen ter zitting overeenstemming hebben bereikt over de vermindering van de aanslag IB/PVV 2016 tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 28.898. Het hof beslist dienovereenkomstig en vernietigt de uitspraak van de rechtbank.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:108

Algemene wet bestuursrecht 8:75

Wet inkomstenbelasting 2001 3.120

Instantie: Hof Amsterdam

Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 12 juli

Informatiesoort: VN Vandaag

466

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen