Aan de heer X is een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting van € 511 opgelegd, alsmede een verzuimboete van € 158 voor een tweede betaalverzuim binnen twaalf maanden. De boete is na bezwaar verminderd tot € 52. De uiterste betaaldatum van de mrb-rekening was 11 maart 2016. X stelt de betreffende rekening pas in april 2016 te hebben ontvangen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de rekening volgens het verzendrapport van de Belastingdienst omstreeks 3 februari 2016 aan X is verzonden. Dat rechtvaardigt het vermoeden van tijdige ontvangst. Vaststaat dat de rekening niet op tijd is betaald en dat de inspecteur niet eerst een aanmaning of herinnering hoeft te sturen. Vanwege het overschrijden van de redelijke termijn krijgt X wel een immateriële schadevergoeding van € 1000 en wordt de boete met 10% gematigd tot € 46. De bezwaarkostenvergoeding van € 492 is nog steeds niet uitbetaald, zodat X recht heeft op de wettelijke rente te rekenen vanaf vier weken na de uitspraken op bezwaar. Het beroep van X is deels gegrond.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden undefined
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 14
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 15
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 23 april