Belanghebbende, X, stelt beroep in tegen een WOZ-beschikking. In beroep sluit X een compromis met de gemeente over de waarde. X trekt zijn beroep in en vraagt de rechtbank om vergoeding van taxatiekosten van € 106 en de daarop drukkende omzetbelasting van € 22,26. De rechtbank kent een vergoeding toe exclusief btw. In verzet blijft de rechtbank bij deze beslissing. De rechtbank overweegt dat het aan partijen onderling is om de vergoeding van de omzetbelasting te regelen. Het is voor de rechter namelijk niet altijd duidelijk of de rechtszoekende omzetbelasting verschuldigd is en of deze omzetbelasting in aftrek kan brengen.
Advocaat-generaal IJzerman bespreekt de vraag of de rechter onderzoek moet doen naar de vraag of de proceskostenvergoeding voor taxatiekosten wel of niet moet worden vermeerderd met omzetbelasting. In verzet heeft de rechtbank overwogen dat het voor de rechter niet altijd duidelijk is of de omzetbelasting in aftrek kan worden gebracht. Om deze reden heeft de rechtbank het aan partijen overgelaten om onderling de vergoeding van de omzetbelasting te regelen. De A-G is het niet eens met deze aanpak van de rechtbank. Als er onduidelijkheid is over het aftrekrecht van de belanghebbende moet de rechter hier volgens de A-G nader feitenonderzoek naar doen. Dat past immers binnen het kader van de door de belastingrechter vast te stellen proceskostenvergoeding. Het mag volgens de A-G niet worden overgelaten aan partijen om achteraf overeenstemming te bereiken over vergoeding van omzetbelasting als onderdeel van de proceskostenvergoeding. In dit geval had de rechtbank de vergoeding voor taxatiekosten moeten verhogen met btw. In deze procedure zijn er geen aanwijzingen dat X de over de taxatiekosten verschuldigde omzetbelasting kon verrekenen. De A-G adviseert de Hoge Raad het cassatieberoep van X gegrond te verklaren.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 19 november