De heer X wordt aangehouden op verdenking van de overtreding van de Opiumwet en witwassen. De inspecteur krijgt daarna inzage in het strafdossier. Deze informatie leidt er toe dat IB-(navorderings)aanslagen met vergrijpboetes worden opgelegd. De aanslagen zijn vastgesteld op basis van de kasopstelling uit het strafdossier verhoogd met contante stortingen op bankrekeningen, contant aangetroffen geld en (bekende) contante aankopen. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant is deze methode wel wat ruw, maar toch geschikt om aannemelijk te maken dat er (niet-aangegeven) inkomsten zijn. X stelt in hoger beroep dat hij geld heeft geleend en dat één van de geldschieters zelfs een incassoprocedure heeft aangespannen.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de incassoprocedure kennelijk uitsluitend is gevoerd om realiteitszin te geven aan de beweerdelijke geldlening. De procedure is beëindigd, nadat aan het incassobureau was meegedeeld dat er een betalingsregeling was getroffen. Van het bestaan daarvan is echter niets gebleken. De 50% boetes zijn voorts passend en geboden. In hoger beroep is de redelijke termijn niet overschreden, zodat er geen grond is voor verdere matiging dan de rechtbank al heeft gedaan. Het beroep van X is ook voor het overige ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67d
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 19 november