Belanghebbende, X, verzoekt het College van B en W van de gemeente Utrecht om enige gegevens te verstrekken over de WOZ-objecten a-straat 29b en 29c. Van laatstgenoemd object is X eigenaar. In zijn verzoek heeft X zich niet beroepen op, noch verwezen naar de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Het verzoek wordt behandeld door de heffingsambtenaar van de gemeente die besluit de gegevens waarover hij beschikt, openbaar te maken en X daarvan kopieën te verstrekken.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat niet de fiscale bestuursrechter maar de Raad van State bevoegd is om kennis te nemen van het hoger beroep dat betrekking heeft op het verzoek van X om verstrekking van WOZ-gegevens. Het verzoek van X moet volgens het hof worden beoordeeld aan de hand van de in art. 40 Wet WOZ vervatte openbaarmakingsregeling die immers een uitputtend karakter heeft en de Wob opzij zet. De beoordeling of de heffingsambtenaar gehouden is de verzochte gegevens te verstrekken, dient plaats te vinden in de procedure tegen de waardevaststelling van de onroerende zaak (ABRvS 2 april 2014, nr. 201308103/1/A3, V-N 2014/50.28). In dit geval is de waardebepaling of waardevaststelling van enige woning niet aan de orde, en is de beslissing van de heffingsambtenaar niet een ingevolge de belastingwet genomen besluit als bedoeld in art. 26 AWR, zodat daartegen geen beroep bij de belastingrechter openstaat. Op grond van art. 8:1 Awb is de algemene bestuursrechter bevoegd en in tweede aanleg is dat de RvS en niet het hof.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 40
Algemene wet inzake rijksbelastingen 26
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 17 februari