Belanghebbende, X, heeft de Jordaanse nationaliteit en volgt een studie in Nederland. Na het afronden van haar studie in september 2015, treedt zij op 26 april 2016 in dienst van A bv. Op 16 december 2016 verzoeken X en A bv om toepassing van de 30%-regeling. De inspecteur wijst dit verzoek af. Volgens de inspecteur is X niet aan te merken als een ingekomen werknemer.
Hof Amsterdam wijst het verzoek om toepassing van de 30%-regeling toe met ingang van 1 januari 2017. X is aan te merken als een ingekomen werknemer. Volgens het hof bestond er ten tijde van het aangaan van de arbeidsovereenkomst namelijk geen duurzame band van persoonlijke aard tussen X en Nederland. Daarbij wijst het hof op de diverse verblijftitels van X in de periode 18 april 2014 - 18 september 2016. Voor het ontstaan van een duurzame band met Nederland is het enkele verblijf in Nederland voor het volgen van een studie gedurende ongeveer anderhalf jaar en het vervolgens zoeken naar een baan onvoldoende. Dat X een (verplichte) zorgverzekering heeft afgesloten en de arbeidsovereenkomst haar Nederlandse adres vermeldt, is verder niet van belang. Het gelijk is aan X.
Wetsartikelen:
Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 10ea
Wet op de loonbelasting 1964 31a