Rechtbank Breda oordeelt in beroep dat zij niet bevoegd is om de WOZ-waarde van de onroerende zaak naar een andere waardepeildatum of een andere toestandsdatum vast te stellen. 

X heeft een WOZ-beschikking ontvangen voor belastingjaar 2012, naar waardepeildatum 1 januari 2011. In maart 2012 overlijdt X. Op 1 juni 2012 is de woning verkocht. De erven komen in bezwaar en in beroep en sluiten een compromis. De erven vragen de rechtbank om de WOZ-waarde van de woning naar de overlijdensdatum of voor belastingjaar 2013 vast te stellen.

Rechtbank Breda oordeelt dat de rechtbank niet bevoegd is in deze procedure, die ziet op de WOZ-beschikking met waardepeildatum 1 januari 2011, de waarde van de woning op overlijdensdatum, per 1 januari 2012 of per 1 januari 2013 vast te stellen. Art. 21 lid vijf Successiewet bepaalt dat op verzoek van belastingplichtigen kan worden uitgegaan van de WOZ-waarde van het kalenderjaar volgend op het jaar van overlijden. Wanneer een vastgestelde WOZ-waarde ontbreekt, voorziet art. 21 lid zes SW in een waardebepaling die overeenkomt met de uitgangspunten van de Wet WOZ. Of het bepaalde in lid zes ook kan worden toegepast voor het geval waarin voor de woning wel een beschikking wordt vastgesteld, maar niet één ten name van de verkrijgers, kan niet in deze procedure worden beslist. Onder omstandigheden kan op grond van art. 21  lid zeven de waarde van de onroerende zaak worden bepaald naar de staat van die zaak op het moment van de verkrijging. Indien over de erfbelasting verschil van mening blijkt te bestaan tussen belanghebbenden en de inspecteur, kunnen belanghebbenden hun grieven tegen de aanslagen erfbelasting voorleggen aan de rechter.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Successiewet 1956 21

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Rechtbank Breda

Editie: 5 april

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen