Belanghebbende, de heer X, is in 2004 directeur enig-aandeelhouder van F bv. X verricht voor F bv werkzaamheden ten behoeve van derden. Het vaste deel van de managementvergoeding die F bv hiervoor ontvangt, is in 2004 € 240.000. X doet IB-aangifte over 2004 met een loon van € 95.293. De inspecteur stelt dat X te kwader trouw te weinig loon heeft aangegeven. Er was namelijk afgesproken dat het gebruikelijk loon 70% van € 240.000 (€ 168.000) zou zijn. In geschil is de IB-navordering bij X over 2004. Rechtbank Breda oordeelt dat X te kwader trouw is, ondanks dat X in het vooroverleg met de inspecteur had gemeld dat minder dan de afgesproken 70% aan hem was uitbetaald. X gaat in hoger beroep. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X de suggestie heeft gewekt dat het bezwaar tegen de onderhavige IB-navordering zou worden ingetrokken na ambtshalve vermindering van de VPB-aanslagen. Aangezien de inspecteur de VPB-aanslagen vervolgens inderdaad heeft verminderd in verband met het alsnog hogere loon van X, volgt uit de maatstaven van redelijkheid en billijkheid dat X zich dan niet meer kan verzetten tegen de IB-navordering. Het maakt dus niet uit dat de inspecteur bij het opleggen van de primitieve IB-aanslag een ambtelijk verzuim heeft begaan. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd met verbetering van de gronden.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 2 september