Rechtbank Noord-Nederland verlengt de redelijke termijn voor berechting van deze zaak met de vertraging wegens de in verband met het coronavirus ingestelde maatregelen.

X wordt aangemaand om haar aangifte IB/PVV 2015 uiterlijk 14 juli 2017 in te dienen. X dient de aangifte op 26 november 2017 in. Op 23 juli 2018 volgt een herziene aangifte. De aanslag IB/PVV 2015 wordt op 12 september 2018 overeenkomstig de herziene aangifte opgelegd. Ook wordt een verzuimboete van € 369 opgelegd vanwege het niet tijdig doen van aangifte. Volgens het aanslagbiljet is de aanslag ambtshalve vastgesteld omdat de aangifte niet op tijd is ingediend. Hierdoor is niet de vereiste aangifte gedaan. Dit leidt tot omkering en verzwaring van de bewijslast. X komt in beroep.

Volgens Rechtbank Noord-Nederland kon de inspecteur bij het vaststellen van de aanslag rekening houden met zowel de eerste als de tweede aangifte. Het standpunt dat X de vereiste aangifte niet heeft gedaan is dan ook onjuist. De rechtbank ziet hierin echter geen aanleiding om de aanslag te vernietigen wegens een motiveringsgebrek of onzorgvuldige voorbereiding. De verzuimboete wordt gematigd vanwege overschrijding van de redelijke termijn die niet wordt verlengd vanwege de uitbraak van het coronavirus. Het verzoek van X om immateriële schadevergoeding vanwege de berechting van de zaak wordt afgewezen. Bij het vaststellen van de redelijke termijn houdt de rechtbank hier wel rekening met de in het voorjaar ingestelde lockdown.

Lees ook het thema Beroep: rechtsbescherming door de belastingrechter

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67a

Algemene wet inzake rijksbelastingen 25

Algemene wet inzake rijksbelastingen 11

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Dossiers: Corona

Instantie: Rechtbank Noord-Nederland

Editie: 21 december

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen