Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de rente op de lening om de beursgenoteerde aandelen C SpA te verwerven voor een deel aftrekbaar is. Dit betreft de rente over de periode 1 januari 2005 - 22 december 2005. Het niet in aftrek toestaan van deze rente is in strijd met de vrijheid van vestiging.
Het Zweedse B AB is de topholding van een concern waartoe ook belanghebbende, X bv behoort. In 2004 deelt het concern mee dat ze C SpA, haar Italiaanse vennootschap, van de Italiaanse beurs wil halen. Om dit doel te bereiken richt D, de dga van het concern, een Italiaanse vennootschap op: E SpA. Vervolgens worden aandelen met een nominale waarde van € 110.000 aan X bv uitgegeven en wordt een agio van ruim € 237 mln op die aandelen gestort. De financiering van één en ander is door X bv ter beschikking gesteld. D verkoopt de aandelen E SpA vervolgens aan X bv. E SpA koopt daarna beursgenoteerde aandelen C SpA en X bv koopt de resterende beursgenoteerde aandelen. Voor de verwerving van de beursgenoteerde aandelen C SpA is uiteindelijk ruim € 237 mln betaald. De middelen hiertoe zijn verstrekt door F AB, een met X bv verbonden rechtspersoon.
X bv brengt in 2005 de door haar betaalde rente in aftrek op haar winst. De inspecteur staat de renteaftrek echter niet toe, omdat het uiteindelijke belang van X bv in E SpA niet is gewijzigd (art. 10a lid 2 onderdeel b Wet VPB 1969). X bv stelt dat haar belang in E SpA, door de overname van de aandelen van D, is uitgebreid van 0% naar 100%. Ook is de aftrek van de rente voor het jaar 2008 in geschil. De inspecteur staat de renteaftrek niet toe, omdat de rente niet aftrekbaar is op grond van art. 10a lid 1 Wet VPB 1969.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de rente op de lening om de beursgenoteerde aandelen C SpA te verwerven voor een deel aftrekbaar is. Dit betreft de rente over de periode 1 januari 2005 - 22 december 2005. Het hof verwijst daarbij naar de procedure over het jaar 2004, die uiteindelijk uitmondde in het (eind)arrest van de Hoge Raad van 19 oktober 2018, nr. 15/00194 (V-N 2018/56.8).
Op grond van dat arrest stelt het hof vast dat er weliswaar geen sprake is van een wijziging in het uiteindelijke belang en ook niet is voldaan aan de (dubbele) zakelijkheidstoets, maar dat de rente toch aftrekbaar is omdat het niet in aftrek toestaan van de rente tot 22 december 2005 in strijd is met de vrijheid van vestiging. Daarna is er geen strijd meer omdat op grond van de per-element benadering vanaf 22 december 2005 geen (zuster-)fiscale eenheid tot stand zou kunnen zijn gekomen.
Voor het jaar 2008 oordeelt het hof dat art. 10a Wet VPB 1969 binnen de door het Hof van Justitie EU gestelde grenzen blijft. Het hof vermindert de navorderingsaanslag 2005 en handhaaft de navorderingsaanslag 2008.
Lees ook de thema's De fiscale eenheid bij grensoverschrijdende situaties, Renteaftrekbeperkingen in de vennootschapsbelasting, Fiscale eenheid: een dynamisch regime binnen de Vpb en Valutaresultaten in de winstsfeer.
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 10a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Vennootschapsbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 19 januari
Carrousel: Carrousel