Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur Rijnvarende X in 2016 terecht verzekerd heeft geacht voor de volksverzekeringen en in de PVV heeft betrokken. De inspecteur en de belastingrechter zijn gebonden aan de door SVB afgegeven, geldige, A1-verklaring.

Belanghebbende, X, verricht als Rijnvarende werkzaamheden voor het Liechtensteinse A AG. De SVB geeft een A1-verklaring af waarin de Nederlandse sociale zekerheidswetgeving op X van toepassing wordt verklaard. In zijn IB-aangifte 2016 verzoekt X om PVV-vrijstelling. De inspecteur verleent de vrijstelling niet.

Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur Rijnvarende X in 2016 terecht verzekerd heeft geacht voor de volksverzekeringen en in de PVV heeft betrokken. Nu de door SVB afgegeven A1-verklaring niet is ingetrokken of ongeldig is verklaard, zijn de inspecteur en de belastingrechter gebonden aan deze verklaring. Verder kan art. 73 Toepassingsverordening geen grond vormen voor de inspecteur om in de IB-aangifte verrekening van premies toe te staan. De A1-verklaring staat namelijk definitief vast. Het hof wijst daarbij op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 28 augustus 2019, nr. 18/3416. Verder stelt het hof vast dat de Liechtensteinse premies ook niet aftrekbaar zijn op grond van art. 3.16 lid 9 Wet IB 2001. Zij zijn ook niet te verrekenen met de Nederlandse IB. Wel is de werkkostenregeling van art. 3.84 lid 2 Wet IB 2001 van toepassing. Het hof kent aan X een vrijstelling van € 179 toe en een proceskostenvergoeding van € 2509.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.84

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting, Premieheffing

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 27 december

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen