De Hoge Raad is het eens met de beslissing van het hof dat het wegens de verkrijging van de woning betaalde bedrag aan overdrachtsbelasting naar evenredigheid moet worden toegerekend aan het bedrag van die verkrijging waarover wel en het bedrag waarover geen schenkingsrecht is verschuldigd.

De moeder van belanghebbende, X, heeft een aannemer opdracht gegeven voor de bouw van twee met elkaar verbonden woningen op haar grond. Voor de woningen heeft de moeder omzetbelasting betaald aan de aannemer. Vervolgens is binnen zes maanden één van de woningen geleverd aan X voor € 400.000. Door de werking van de anti-cumulatiebepaling (art. 13 WBR) is bij X overdrachtsbelasting geheven over een bedrag, nadat dit is verminderd met het bedrag waarover door moeder reeds omzetbelasting was betaald. Daardoor voldoet X per saldo overdrachtsbelasting over € 115.100 (€ 6906). Van de koopsom van € 400.000 scheldt moeder € 95.000 kwijt, waarover X - na vermindering met een vrijstelling van € 4556 - een bedrag van € 8349 aan schenkingsrecht moet voldoen. In geschil is hoeveel overdrachtsbelasting in mindering mag worden gebracht op het schenkingsrecht. X wil het volledige bedrag aan overdrachtsbelasting dat is verschuldigd over de kwijtschelding na aftrek van de vrijstelling, dat wil zeggen € 5427, in mindering brengen op het schenkingsrecht en bepleit toerekening ‘over de voet'. Rechtbank Arnhem oordeelt dat, voor zover geen overdrachtsbelasting is geheven wegens samenloop met omzetbelasting op grond van art. 13 WBR, geen sprake kan zijn van samenloop van (in zoverre niet geheven) overdrachtsbelasting en schenkingsrecht. De rechtbank rekent de overdrachtsbelasting pro rata toe aan de gehele koopsom, berekent de samenloop op een bedrag van € 1562 (€ 90.444/€ 400.000 * € 6906 = € 1562) en brengt dit bedrag in mindering op het schenkingsrecht. Hof Arnhem bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

De Hoge Raad is het eens met de beslissing van het hof dat het wegens de verkrijging van de woning betaalde bedrag aan overdrachtsbelasting naar evenredigheid moet worden toegerekend aan het bedrag van die verkrijging waarover wel en het bedrag waarover geen schenkingsrecht is verschuldigd. De Hoge Raad verwerpt het middel van X dat de toerekening van de betaalde overdrachtsbelasting bij voorrang moet plaatsvinden aan het gedeelte van de verkrijging dat aan schenkingsrecht is onderworpen. Het cassatieberoep van X is ongegrond.

 

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op belastingen van rechtsverkeer 13

Successiewet 1956 24-4

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer, Schenk- en erfbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 19 februari

131

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen