Rechtbank Midden-Nederland oordeelt dat het schoolgebouw aan het einde van zijn beoogde levensduur geen negatieve restwaarde heeft zoals X bepleit.

Belanghebbende, X, is eigenaar van een schoolgebouw voor beroepsonderwijs bestaande uit twee bouwlagen met klaslokalen, algemene ruimten, gymzalen, opstallen, schoolplein en erf- en om- en onderliggende grond. In geschil is de WOZ-waarde 2015. Het geschil heeft alleen nog betrekking op de restwaarde en de hoogte van de excessieve onderhoudskosten.

Rechtbank Midden-Nederland oordeelt dat het schoolgebouw aan het einde van zijn beoogde levensduur geen negatieve restwaarde heeft zoals X bepleit. Op de waardepeildatum was het gebouw nog bruikbaar en heeft het een waarde in het economische verkeer. Er bestond toen ook nog geen concreet plan voor sloop. De gemeente heeft restwaarden gehanteerd van 27% voor ruwbouw en 22% voor afbouw en de rechtbank acht dat reëel. Omdat het gebouw nog steeds functioneert als school, acht de rechtbank de door de gemeente gehanteerde excessieve onderhoudskosten van 10% niet te laag. De rechtbank oordeelt dat de gemeente de waarde niet te hoog heeft vastgesteld.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Instantie: Rechtbank Midden-Nederland

Editie: 7 augustus

8

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen