Rechtbank Rotterdam oordeelt dat de sloopplannen onvoldoende concreet zijn om te komen tot een verlaging van de WOZ-waarde.

Belanghebbende, X, is eigenaar van een woonzorgcentrum voor ouderen bestaande uit een gedeelte uit 1977 en een gedeelte uit 2004. In geschil zijn de WOZ-waarden over de jaren 2015 t/m 2017.

Rechtbank Rotterdam oordeelt dat de sloopplannen onvoldoende concreet zijn om te komen tot een verlaging van de WOZ-waarde. Bij het bepalen van de waarde van de oudbouw mocht de heffingsambtenaar rekening houden met een levensduur van 55 jaar, aldus de rechtbank. Op 1 januari 2016 was het pand nog volledig in gebruik en was er nog geen sloopvergunning aangevraagd. Weliswaar vertoonde het pand gebreken, maar deze gebreken zijn verdisconteerd in de afwaardering van de onderdelen afbouw en installaties tot de restwaarde. Gelet hierop heeft de heffingsambtenaar ook bij het bepalen van de waardedruk van asbest terecht nog geen rekening gehouden met sloopkosten. Bij het bepalen van de economische veroudering heeft de heffingsambtenaar voldoende rekening gehouden met de veranderende huisvestigingsbehoefte in de zorgsector. De rechtbank verklaart de beroepen van X ongegrond en handhaaft de WOZ-waarden op € 6.614.000, € 6.474.000 en € 6.339.000.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Instantie: Rechtbank Rotterdam

Editie: 28 november

8

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen