A-G Ettema bespreekt (ambtshalve) de vraag of de suppletieplicht van art. 10a AWR juncto art. 15 UB OB in strijd is met het nemo-teneturbeginsel. De A-G is het niet eens met het oordeel van het hof dat een suppletie nooit kan leiden tot een beboetbaar of strafbaar feit.
In de aangifte omzetbelasting over het tweede kwartaal van 2011 trekt belanghebbende, X bv, een bedrag van € 209.000 aan voorbelasting af voor de aankoop van onroerende zaken. Als de aankoop uiteindelijk niet doorgaat, boekt X bv de factuur terug en neemt zij de op aangifte teruggevraagde omzetbelasting als schuld op haar balans per 31 december 2011 op. De BTW wordt echter niet gesuppleerd. Hof Den Haag oordeelt in navolging van de rechtbank dat X bv opzettelijk heeft nagelaten om zo spoedig mogelijk een BTW-suppletieaangifte over 2011 in te dienen. De inspecteur heeft terecht een vergrijpboete ex art. 10a AWR opgelegd.
A-G Ettema bespreekt (ambtshalve) de vraag of de suppletieplicht van art. 10a AWR juncto art. 15 UB OB in strijd is met het nemo-teneturbeginsel. De A-G is het niet eens met het oordeel van het hof dat een suppletie nooit kan leiden tot een beboetbaar of strafbaar feit. Of het nemo-teneturbeginsel is geschonden, hangt af van de vragen of (i) de suppletie in het geval van X als wilsafhankelijk materiaal kan worden aangemerkt en (ii) de rechter de waarborg moet geven dat het materiaal niet wordt gebruikt voor beboeting of bestraffing, nu de criminal charge ‘slechts’ een verzuimboete betreft. De eerste vraag moet volgens de A-G ontkennend worden beantwoord nu de omzetbelastingschuld al was opgenomen in de jaarstukken. Vraag (ii) hoeft dan geen beantwoording meer. De A-G is verder van mening dat het legaliteitsbeginsel verhindert dat de suppletieplicht met terugwerkende kracht geldt voor gevallen dat de belastingplichtige de onjuistheid of onvolledigheid ontdekt in 2011. Het hof heeft echter niet onbegrijpelijk geoordeeld dat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat de bestuurder en grootaandeelhouder van X al in 2011 kennis droeg van de onjuistheden of onvolledigheden. Volgens de A-G is het oordeel van het hof op het punt van de overschrijding van de redelijke termijn onjuist. De A-G adviseert de Hoge Raad om de zaak op dat punt te verwijzen.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 15
Algemene wet bestuursrecht 5:1
Algemene wet inzake rijksbelastingen 10a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 6 juli