Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat het onderscheid in de verordening rioolheffing tussen gebruikers van woningen en niet-woningen geen schending oplevert van het discriminatieverbod.

Belanghebbende, X, is gebruiker van een winkel in de gemeente Oosterhout. De heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking West-Brabant legt haar een aanslag rioolheffing op van € 684. X stelt dat de gemeente zich schuldig maakt aan discriminatie door een tariefonderscheid te maken tussen woningen en niet-woningen.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat het onderscheid in de verordening rioolheffing tussen gebruikers van woningen en niet-woningen geen schending oplevert van het discriminatieverbod. Art. 228a van de Gemeentewet biedt aan gemeenten de ruimte om de rioolheffing met een zekere ruwheid vorm te geven. Het staat een gemeente vrij om, zoals de gemeente Oosterhout hier heeft gedaan, gebruikers van onroerende zaken in de rioolheffing te betrekken naar een vast bedrag per perceel bij een hoeveelheid afgevoerd water van maximaal 500 m³. Daarmee blijft de gemeente binnen de haar door de wetgever verleende vrijheid, en maakt zij evenmin inbreuk op het verbod van discriminatie uit art. 1 van de Grondwet (zie HR 4 november 2016, nr. 15/03647, V-N 2016/57.22). Het enkele feit dat in belanghebbendes geval de omvang van de hoeveelheid afvalwater vergelijkbaar is met de hoeveelheid afvalwater van een woning, is onvoldoende om te kunnen oordelen dat de gemeente haar beleidsvrijheid heeft overschreden. Het hoger beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 228a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 21 augustus

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen