Belanghebbende, X, schaft een auto aan om deze als taxi te gaan gebruiken. In geschil is of X in aanmerking komt voor teruggaaf van bpm. X stelt dat hij de auto heeft aangekocht nadat een medewerker van de Belastingdienst hem telefonisch had verteld dat er nog rest-bpm aanwezig was op de auto.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat een medewerker van de Belastingdienst hem telefonisch zonder voorbehoud heeft geïnformeerd dat er nog rest-bpm aanwezig was op de door X aangeschafte auto. De verklaringen van X zijn volgens de rechtbank geschikt als bewijsmiddel, aangezien er gelet op de consistentie en gedetailleerdheid geen reden is om te twijfelen aan de betrouwbaarheid ervan. De verklaringen hebben evenwel onvoldoende bewijskracht, in aanmerking genomen de andersluidende verklaringen van de ambtenaar. De rechtbank merkt op dat hier zich het nadeel manifesteert voor X als degene die de bewijslast heeft. Gelet op het voorgaande faalt het beroep op het vertrouwensbeginsel. De rechtbank verklaart het beroep van X ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 1 april