X is statutair bestuurder van een bv en houdt 48% van de aandelen. Zijn bloed- en aanverwanten bezitten 26%. In het jaar 2009 wordt X ontslagen en hij vraagt een ww-uitkering aan. Het UWV weigert de uitkering omdat X dga is in de zin van de Regeling aanwijzing dga (hierna: Regeling). X is daarom niet verzekerd voor de WW. X meent dat hij op grond van de tekst van art. 2, eerste lid, aanhef en onder d, van de Regeling niet onder de Regeling valt en dus verzekerd is. Het UWV vindt dat X op grond van doel en strekking van dit artikel wél onder de Regeling valt. Rechtbank Alkmaar en de CRvB laten de tekst van de Regeling prevaleren en stellen X in het gelijk. Het UWV komt in cassatie. Advocaat-Generaal (A-G) Wattel heeft een conclusie uitgebracht. De A-G overweegt dat naar de letter van art. 2, eerste lid, aanhef en onder d van de Regeling de familie van X niet tweederde belang heeft omdat hij zelf niet meetelt, zodat hij verzekerd zou zijn. Uit de geschiedenis van de wet en van de Regeling blijkt echter even duidelijk dat de ratio van dit artikel enerzijds is van de werknemersverzekeringen uit te sluiten de statutaire bestuurder die, al dan niet tezamen met de zijnen, zoveel invloed heeft dat van reële ondergeschiktheid geen sprake is, en anderzijds om dga's te verzekeren die ondanks hun formele invloed materieel aan gezag van anderen zijn onderworpen. Tegenover deze volstrekt heldere historie en bedoeling legt volgens de A-G de volgens hem slordig geformuleerde tekst het af. De A-G adviseer de Hoge Raad het cassatieberoep van het UWV gegrond te verklaren.
Wetsartikelen:
Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder 2
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Premieheffing
Instantie: Hoge Raad (Belastingkamer)
Editie: 17 juni