Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de inspecteur de uitbetaalde heffingskortingen terecht navordert bij X. Volgens de rechtbank hoeft de inspecteur bij de afhandeling van een aangifte van een belastingplichtige niet steeds het dossier van de fiscaal partner van de belastingplichtige te raadplegen.

A, de (fiscaal) partner van belanghebbende, X, geniet een buitenlands inkomen uit tegenwoordige arbeid van € 124.304. Naar aanleiding van haar IB-aangifte 2015 ontvangt X een uitbetaling aan heffingskortingen van € 3130. Na het bezwaar van A tegen de IB-aanslag 2015, accepteert de inspecteur dat bij A geen sprake is van verplichte verzekering voor de AOW/ANW/Wlz/ZVW. Dit heeft echter tot gevolg dat X geen recht heeft op uitbetaling van de heffingskortingen en de heffingskortingen moet terugbetalen. X is het daar niet mee eens, onder andere omdat zij helemaal niet had verzocht om uitbetaling van de heffingskortingen.

Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de inspecteur de uitbetaalde heffingskortingen terecht navordert bij X. Volgens de rechtbank hoeft de inspecteur bij de afhandeling van een aangifte van een belastingplichtige niet steeds het dossier van de fiscaal partner van de belastingplichtige te raadplegen. Daarbij is ook van belang dat de inspecteur de primaire IB-aanslag 2015 aan X heeft opgelegd voordat hem bekend kon zijn dat A bezwaar had gemaakt tegen de aan hem opgelegde primaire aanslag. Verder is niet van belang dat X niet had verzocht om uitbetaling van de algemene heffingskortingen, omdat dat niet is vereist voor de uitbetaling. Als daar aanspraak op bestaat, wordt deze vanuit het systeem automatisch toegekend. Het gelijk is aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 8.1

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Nederland

Editie: 1 oktober

20

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen