Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat in 2010, na het nemen van de beschikking, niet meer werd voldaan aan de voorwaarden voor het bestaan van een fiscale eenheid tussen X bv, Y bv en Z bv. X bv kan willekeurig afschrijven. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
X bv is moedermaatschappij van een fiscale eenheid-VPB. Tot die fiscale eenheid behoren in 2010 ook Y bv en Z bv. In 2010 participeren de dochtermaatschappijen in twee scheepvaart-cv’s. De intentie hiervan is dat X bv een investering doet in zeeschepen die in aanbouw zijn, en dan gebruik kan maken van de tijdelijke regeling voor willekeurige afschrijving. Met betrekking tot de participatie in de scheepvaart-cv’s zijn rulingverzoeken ingediend welke zijn geaccordeerd. De inspecteur is nadien echter van mening dat X bv geen recht heeft op willekeurige afschrijving. Volgens hem behoren Y bv en Z bv namelijk niet tot de fiscale eenheid met X bv, omdat X bv weliswaar de juridische eigendom van deze vennootschappen bezit, maar niet de volledige economische eigendom.
Hof Amsterdam (V-N 2020/33.1.1) oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat in 2010, na het nemen van de beschikking, niet meer werd voldaan aan de voorwaarden voor het bestaan van een fiscale eenheid tussen X bv, Y bv en Z bv. De inspecteur maakt niet aannemelijk dat voorafgaand aan het deelnemen door Y bv en Z bv in de twee scheepvaart-cv’s vaststond dat de aandelen in de tussengeschakelde houdstervennootschappen Z Holding bv en Y Holding bv voor € 1 aan twee rederijen zouden worden verkocht. X bv had weliswaar de intentie om de aandelen in Y bv en Z bv na verloop van tijd aan de rederijen te verkopen, maar dat de rederijen zich hadden verplicht om die aandelen af te nemen, is niet aannemelijk geworden. Volgens het hof is dan ook niet aannemelijk gemaakt dat de fiscale eenheid in de loop van 2010 is verbroken. Daarnaast is niet aannemelijk gemaakt dat het economisch belang bij de schepen op voorhand geheel of ten dele bij een ander dan de (vennoten van de) cv’s lag. X bv heeft terecht de tijdelijke willekeurige afschrijving zeeschepen toegepast. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Lees ook het thema Fiscale eenheid: een dynamisch regime binnen de Vpb.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.34
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 15 februari
Carrousel: Carrousel