Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat de te koop staande recreatiewoning van X geen eigen woning is, omdat hij gedoogt dat zijn schoonmoeder enkele dagen en nachten per week in de woning verblijft. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).

X en zijn echtgenote wonen volgens de Basisregistratie personen (BRP) van 14 januari 2014 tot 8 december 2014 in een eigen recreatiewoning. Zij zijn in 2014 geëmigreerd naar Nieuw-Zeeland. De recreatiewoning staat in 2015 te koop en wordt uiteindelijk in 2019 verkocht. In geschil is of de recreatiewoning in 2015 een eigen woning is. Daarbij spitst het geschil zich toe op de vraag of de recreatiewoning bestemd is voor de verkoop en of deze leeg staat.

Hof ’s-Hertogenbosch (V-N 2021/34.1.1) oordeelt dat de recreatiewoning voor X geen eigen woning is. X maakt met het mailverkeer tussen hem en de makelaar aannemelijk dat de recreatiewoning bestemd is voor de verkoop. Een officiële opdracht tot verkoop acht het hof geen noodzakelijk bewijsstuk om tot die aannemelijkheid te kunnen concluderen. Volgens het hof gedoogt X echter dat de recreatiewoning door X’ schoonmoeder gedurende enkele dagen en nachten per week wordt gebruikt. Van een kraakwachtsituatie is volgens het hof geen sprake. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.111

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 15 februari

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen