Rechtbank Arnhem oordeelt dat de inspecteur het vertrouwensbeginsel heeft geschonden door terug te komen op zijn tot de zitting ingenomen standpunt dat de schuld in aftrek kan komen.

A, de broer van belanghebbende (X), overlijdt op 30 april 2008. Belanghebbende en haar zussen zijn de erfgenamen van A. In de aangifte voor het successierecht wordt een schuld van € 759.048 opgenomen. De inspecteur stelt een aantal vragen over deze schuld en corrigeert vervolgens de aangifte met een fictieve verkrijging van € 151.809 op grond van art. 9 SW, onder acceptatie van aftrek van de schuld. Tijdens de zitting komt de inspecteur terug op zijn standpunt dat er sprake is van een fictieve verkrijging. Vervolgens komt de inspecteur terug op zijn tot de zitting ingenomen standpunt dat de schuld aftrekbaar is.

Rechtbank Arnhem oordeelt dat de inspecteur het vertrouwensbeginsel heeft geschonden door terug te komen op zijn tot de zitting ingenomen standpunt dat de schuld in aftrek kan komen. De rechtbank komt hiertoe omdat het onderwerp tijdens de aanslagregeling uitdrukkelijk aan de orde is geweest en alle relevante informatie op dat moment ook reeds was verstrekt. De rechtbank constateert dat inspecteur bij de aanslagregeling de aftrek van de schuld heeft geaccepteerd, maar wel een fictieve verkrijging ex art. 9 SW in aanmerking heeft genomen. Vervolgens heeft hij dit standpunt ter zitting – volgens de rechtbank terecht – verlaten en is hij teruggekomen op het tot de zitting ingenomen standpunt dat de schuld in aftrek kan worden gebracht. De rechtbank overweegt dat op geen enkel moment door de inspecteur de koppeling is gemaakt tussen de aftrek van de schuld en het opvoeren van de fictieve verkirijging. Terugkomen op de aftrek van de schuld is dan volgens de rechtbank in strijd met het vertrouwensbeginsel. De rechtbank verlaagt de aanslag.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Schenk- en erfbelasting

Instantie: Rechtbank Arnhem

3

Gerelateerde artikelen