Rechtbank Den Haag oordeelt dat de leegstaande huurwoningen ook tot de heffingsgrondslag van de verhuurderheffing horen. Het goedkeurende beleid van de Belastingdienst voor woningen die vóór 31 augustus van het desbetreffende jaar zijn verkocht, is namelijk niet van toepassing.
Stichting X is eigenaresse van 20.724 huurwoningen, waarvoor zij ruim € 10,1 mln aan verhuurderheffing 2015 moet voldoen. Volgens X is de verhuurderheffing echter in strijd met art. 1 EP. Verder stelt zij dat de 32 woningen die leeg staan niet tot de grondslag van de VHH behoren.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de verhuurderheffiing niet in strijd is met art. 1 EP. De rechtbank verwijst daarbij naar het arrest van de Hoge Raad van 26 januari 2018, nr. 16/05209 en de uitspraak van Hof Amsterdam van 12 december 2017, nr. 16/00256 (V-N 2018/21.32). Verder is de rechtbank van mening dat de leegstaande huurwoningen ook tot de heffingsgrondslag van de verhuurderheffing horen. Het goedkeurende beleid van de Belastingdienst voor woningen die vóór 31 augustus van het desbetreffende jaar zijn verkocht, is namelijk niet van toepassing, omdat de woningen niet vóór 31 augustus 2015 zijn verkocht. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet maatregelen woningmarkt 2014 II 1.2
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Verhuurderheffing
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 27 juni