De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft naar de Tweede Kamer een schets gestuurd van de alternatieven voor de afschaffing van de aftrek van scholingsuitgaven en van de aftrek van uitgaven voor monumentenpanden. Dit naar aanleiding van haar overwegingen om de fiscale aftrek van scholingsuitgaven en van uitgaven voor monumentenpanden te beëindigen en om te vormen tot een niet-fiscale subsidieregeling.
Met betrekking tot de scholingsuitgaven stelt zij dat in tegenstelling tot een fiscale regeling een uitgavenregeling gerichter kan worden ingezet op specifieke opleidingsniveaus. Het kabinet is van plan om scholingsvouchers gericht in te zetten voor mensen die uit zichzelf minder snel geneigd zijn scholing te volgen, maar waarvan het maatschappelijk belang van scholingsdeelname groot is. Het doel van de regeling is te stimuleren dat werkenden in kwetsbare beroepen of sectoren zich bijscholen, zodat zij goed inzetbaar blijven en zo nodig van sector of beroep kunnen wisselen. De regeling zal naar verwachting meer dan voorheen terecht komen bij mensen met een hoogst genoten opleiding op het niveau mbo-4 en mensen met maximaal een havo/vwo-diploma. Echter, ook hoger opgeleiden blijven toegang houden tot de regeling, indien bijscholing hen ondersteunt bij het maken van een transitie uit een kwetsbaar beroep of sector. De nieuwe regeling blijft een individuele regeling waar de begunstigde zonder tussenkomst van de werkgever gebruik van kan maken. Daarmee is de regeling ook goed toegankelijk voor mensen met flexibele arbeidscontracten (inclusief ZZP-ers), die op dit moment relatief weinig van scholing gebruik maken. In de regeling wordt uitgewerkt welk type scholing gefinancierd kan worden door middel van de vouchers. Er wordt gezocht naar een balans tussen een regeling die voldoende ruimte laat voor financiering van non-formeel scholingsaanbod en een regeling waarbij de kwaliteit van de gefinancierde scholing goed controleerbaar is en fraude wordt voorkomen.
Met betrekking tot de monumentenpanden constateert zij dat er binnen de monumentenzorg sprake is van twee geldstromen om behoud en herstel van rijksmonumenten te stimuleren. Dat zijn enerzijds subsidies zoals de Subsidieregeling instandhouding monumenten (Sim) en restauratiesubsidies via de provincies bedoeld voor de niet-woonhuismonumenten zoals kerken, molens, watertorens, kastelen en vestingwerken en anderzijds de mogelijkheid van fiscale aftrek van uitgaven voor monumentenpanden, vooral voor woonhuizen. Het kabinet heeft nu besloten de fiscale regeling te beëindigen en te vervangen door een niet-fiscale subsidieregeling. De minister wil het onderhoud aan woonhuismonumenten zoveel mogelijk op gelijke wijze ondersteunen als onderhoud aan de niet-woonhuizen door de systematiek van de Sim zo veel mogelijk ook toe te passen op de eerstgenoemde groep. De ondersteuning van niet-woonhuismonumenten en woonhuismonumenten wordt daarmee dan gelijkgetrokken en dan is er één subsidiepercentage voor alle eigenaren van woonhuismonumenten. Voor alle categorieën rijksmonumenten gelden dan dezelfde regels inzake welke kosten voor subsidie in aanmerking komen.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Dossiers: Prinsjesdag 2016
Regelgevende instantie: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Editie: 13 oktober