Rechtbank Gelderland oordeelt dat de praktijkruimte tot het verplicht ondernemingsvermogen van X behoort. X maakt niet aannemelijk dat de schuur vanaf de aankoop meer dan bijkomstig in privé werd gebruikt.

X en zijn echtgenote exploiteren een onderneming. In 1996 kopen zij een woning met een schuur. Direct na de aankoop wordt de schuur voor circa € 60.000 verbouwd tot praktijkruimte. In zijn IB-aangifte 2016 verantwoordt X, in verband met de staking van de onderneming, een boekverlies van € 35.000 op de praktijkruimte. Na een taxatie concludeert de inspecteur dat de inbrengwaarde, de afschrijvingen en de waarde in 2016 niet kloppen. Hij corrigeert de aangifte met € 22.000. X stelt dat de praktijkruimte tot het keuzevermogen behoort en dat hij er voor heeft gekozen om het tot zijn privévermogen te rekenen.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat de praktijkruimte tot het verplicht ondernemingsvermogen van X behoort. X maakt niet aannemelijk dat de schuur vanaf de aankoop meer dan bijkomstig in privé werd gebruikt. Daarbij is de intentie, en het overeenkomstige gebruik nadien, om de schuur als praktijkruimte in de onderneming te gaan gebruiken doorslaggevend. Ook is van belang dat direct na aanschaf een forse investering is gepleegd. De praktijkruimte vormt vanaf de aanschaf verplicht ondernemingsvermogen en moet vanaf 1996 als zodanig worden geactiveerd. Daarbij is niet van belang dat X de zolderverdieping als opslagruimte heeft gebruikt, omdat dat gebruik ondergeschikt is. Door de onjuiste etikettering van de praktijkruimte kan de foutenleer worden toegepast. Hiervoor is geen nieuw feit vereist. Het gelijk is aan de inspecteur.

Lees ook het thema Fiscale aspecten vermogensetikettering.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.25

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 18 juni

Carrousel: Carrousel

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen