De Hoge Raad oordeelt dat de inspecteur het voordeel dat X geniet uit zijn deelname aan een spaar- en beleggingsplan terecht in de IB-heffing heeft betrokken. Volgens de Hoge Raad heeft X zich met het ondertekenen van een verklaring namelijk ook jegens de Belastingdienst voor de IB-heffing verbonden.
Belanghebbende, X, is in dienst bij A bv. B bv, de moedervennootschap van A bv, heeft een spaar- en beleggingsplan opgesteld. X legt in 2000 € 1000 in, en ondertekent een verklaring. De verklaring houdt in dat eventuele winst pas bij uitkering als belastbaar loon zal worden beschouwd. X verzoekt in 2005 om terugbetaling van zijn participaties. Het fonds keert € 4067 uit. A bv betaalt het bedrag, na inhouding van € 1595 aan loonheffing, aan X uit. In zijn aangifte IB/PVV 2005 vermindert X zijn loon met € 3067. De inspecteur verhoogt het loon weer met hetzelfde bedrag. Hof 's-Gravenhage stelt vast dat B bv een vaststellingsovereenkomst met de Belastingdienst heeft gesloten op grond waarvan loonheffing is verschuldigd op het moment dat een deelnemer een contante betaling ontvangt. Volgens het hof is X aan deze overeenkomst gebonden. In cassatie stelt X dat de verklaring slechts in verhouding met zijn werkgever geldt en niet in verhouding met de Belastingdienst.De Hoge Raad oordeelt dat X zich niet alleen jegens zijn werkgever voor de LB-heffing verbond, maar ook jegens de Belastingdienst voor de IB-heffing. De Hoge Raad overweegt daarbij onder andere dat de Wet IB en de Wet LB van eenzelfde loonbegrip uitgaan. De inspecteur heeft het voordeel terecht belast.

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 14 september

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen