Hof Arnhem stelt de waarde van de kavel voor de overdrachtsbelasting vast op € 100.000. Volgens het hof heeft de inspecteur de door hem gestelde – veel hogere waarde – niet aannemelijk gemaakt.
Belanghebbende, X, koopt op 18 juni 2008 grond van Q bv en woningstichting Z. De grond is gelegen in een gebied waar woningbouw wordt gepland. A, de vader van X, houdt de aandelen in Q bv. De overdrachtsprijs wordt vastgesteld op € 76.500. De inspecteur is van mening dat de waarde van de grond € 200.000 bedraagt, en legt een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting op aan X. Rechtbank Arnhem vermindert de naheffingsaanslag. Volgens de rechtbank bedraagt de waarde namelijk € 175.000.Hof Arnhem oordeelt dat waarde van de grond ten tijde van de verkrijging door X € 100.000 bedraagt. Het hof acht daarbij van belang dat Q bv en Z op 18 juni 2008 ook een exploitatieovereenkomst met de gemeente hebben gesloten voor het bestemmingsplangebied. Volgens het hof blijkt hieruit dat er ten tijde van de levering een grote mate van zekerheid bestond over de realisatie van de woningbouwplannen van Q bv en Z in het gebied. Vervolgens stelt het hof echter vast dat de inspecteur zijn waardebepaling niet heeft onderbouwd. Bij het vaststellen van de waarde houdt het hof er vervolgens rekening mee dat een groot deel van de kavel niet mag worden bebouwd. Het hof vermindert de naheffingsaanslag.
0