Rechtbank Breda oordeelt dat de dwangsomregeling bij niet tijdig beslissen niet van toepassing is op een verzoek om schadevergoeding bij de Belastingdienst.
X vraagt de inspecteur om een schadevergoeding van € 3 mln. en om ter zake daarvan een ‘voorlopige schikking' af te geven. Hierna verzoekt X de inspecteur om toekenning van een dwangsom vanwege niet tijdig beslissen op het verzoek. In geschil is of de inspecteur het verzoek van X terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.Rechtbank Breda oordeelt dat de dwangsomregeling bij niet tijdig beslissen niet van toepassing is op een verzoek om schadevergoeding bij de Belastingdienst. De rechtbank verwijst naar vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State die aangeeft dat de bestuursrechter slechts bevoegd is kennis te nemen van een beroep tegen een zuiver schadebesluit wanneer de rechter dat ook is ten aanzien van de schadeveroorzakende uitoefening van de publiekrechtelijke bevoegdheid zelf. De beslissing van de Belastingdienst om geen schadevergoeding toe te kennen is geen besluit als bedoeld in art. 1:3 Awb. Dit omdat geen beroep bij de belastingrechter openstaat tegen de omstandigheden dat een verzoek op grond van art. 47 AWR onrechtmatig zou zijn gedaan en dat de inspecteur ten tijde van het ondertekenen van de vaststellingsovereenkomst in mei 2006 ten onrechte tegen X zou hebben gezegd dat geen strafrechtelijk onderzoek tegen hem liep. Conclusie is dat de inspecteur het verzoek van X terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep van X is kennelijk ongegrond.

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Rechtbank Breda

Editie: 11 oktober

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen