X is sinds 2015 de nieuwe echtgenote van Y. In 2014 heeft X aanspraak op een persoonsgebonden aftrek van € 40.000 in verband met de afkoop van partneralimentatie aan zijn ex-echtgenote. In de aangifte IB 2014 kan Y daarvan ruim € 7.000 in aftrek brengen op zijn box I-inkomen. X neemt in haar IB-aangifte 2015 een aan haar toegerekend deel van de nog niet in aanmerking genomen persoonsgebonden aftrek op van ruim € 4.000. De inspecteur volgt de aangifte van X over 2015 maar legt haar later een navorderingsaanslag op. Dit komt doordat hij het box II-inkomen van Y over 2014 corrigeert; hij neemt bij Y een inkomen uit aanmerkelijk belang op en verrekent daarmee alle nog niet in aanmerking genomen persoonsgebonden aftrek. X verzet zich tegen de opgelegde navorderingsaanslag. De rechtbank stelt haar in het gelijk.
Hof Den Haag handhaaft de navorderingaanslag. In de fiscale procedure van Y heeft het hof inmiddels uitspraak gedaan en beslist dat de inspecteur bij Y terecht een inkomen uit aanmerkelijk belang van bijna € 55.000 in aanmerking heeft genomen. Hierdoor rest er geen persoonsgebonden aftrek meer om aan X toe te rekenen.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.1