X en zijn voormalige partner Y hebben een zoon en een dochter. Door de voormalige partners is een ouderschapsplan opgesteld, waarin ook een omgangsregeling is opgenomen voor de in 2005 geboren dochter die ingeschreven staat op het woonadres van Y. De inspecteur weigert X over 2015 de inkomensafhankelijke combinatiekorting te verlenen. Als Rechtbank Noord-Nederland hem daarin niet steunt, gaat de inspecteur in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt het hoger beroep van de inspecteur gegrond en vernietigt de uitspraak van de rechtbank. Het hof oordeelt dat niet kan worden geoordeeld dat de dochter doorgaans ten minste drie hele dagen per week in elk van de huishoudens verblijft. Een verblijf van zes dagen per twee weken bij X leidt wel tot een gemiddeld verblijf van drie dagen per week, maar niet tot een verblijf van doorgaans drie dagen per week, aldus het hof. Gelet hierop is niet voldaan aan de wettelijke vereisten. Ook het beroep van X op gewekt vertrouwen slaagt niet. Het hof oordeelt verder dat geen sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel.
Wetsartikelen:
Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 44b
Wet inkomstenbelasting 2001 8.14a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 24 april