Rechtbank Gelderland oordeelt dat bij het vaststellen van de step-upprijs rekening moet worden gehouden met de kosten van de in 2007 uitgevoerde verbouwing. Deze kosten drukken voor de helft op X en zijn door natrekking deel gaan uitmaken van de onroerende zaak.

Belanghebbende, X, en zijn partner, Y, verhuren een pand aan de onderneming van Y. X neemt het pand in zijn IB-aangifte 2014 op als box 3-vermogen voor een waarde van € 350.000. Bij het opleggen van de aanslag corrigeert de inspecteur de waarde van het pand. De WOZ-waarde is namelijk € 420.000. Bij een controle van de aangifte van Y stelt de inspecteur vast dat het pand wordt verhuurd aan de onderneming van Y, en dat er dus sprake is van terbeschikkingstelling van vermogen. Hij legt daarom een IB-navorderingsaanslag op aan X. In geschil zijn de step-upprijs en de afschrijvingskosten.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat bij het vaststellen van de step-upprijs rekening moet worden gehouden met de kosten van de in 2007 uitgevoerde verbouwing. Deze kosten drukken voor de helft op X en zijn door natrekking deel gaan uitmaken van de onroerende zaak. X kan deze kosten in aanmerking nemen, waardoor de onroerende zaak voor € 530.000 op de openingsbalans wordt geactiveerd. Ten aanzien van de levensduur volgt het hof de inspecteur, die deze op 50 jaren stelt. Voor de meeste door X opgevoerde overige kosten geldt dat zij tot de bedrijfskosten van de onderneming van Y behoren. Deze kosten zijn aan haar gefactureerd en door haar betaald. De rechtbank vermindert de navorderingsaanslag.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.92

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 12 september

9

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen